In de eerste versie van deze blogreeks, 'Peugeot Motocycles: van trappers naar turbo's', hebben we een duik genomen in de begindagen van Peugeot Motocycles, waarin de neef Eugene de handen ineensloeg met Z.L. Eugene was de leverancier van die stevige motorblokjes waar Z.L. naar op zoek was. De naam Z.L. klonk een beetje te Duits voor de Fransen, dus onderging het een magische transformatie en werd het 'Zedel' na een reorganisatie in de merknaam. Want laten we eerlijk zijn, de Franse markt was net zo belangrijk als een croissant bij het ontbijt voor Zürcher en Lühti.
Terug naar de modellen van Peugeot. Denk even aan de Motobicyclette, het model dat eigenlijk al een beetje uit de mode was bij de presentatie en daarom niet zo lekker verkocht. Maar, later dat jaar was er een ander model dat de show stal met de 'Nieuwe Wernermethode'. Een nieuwe manier om het motorblok in een motorfietsframe te plaatsen, zoals ze dat vanaf 1905 deden.
Voor dit model bestelde Peugeot de nieuwste 2 pk-clip-on motor en noemde het de Peugeot Type B. Het gloednieuwe Type C kreeg hetzelfde frame als de Type B, maar met een gloednieuw, Peugeot-ontworpen motorblok van 2 ½ pk. Dat Zedel blokje presteerde best aardig in de 'normale' motorfietsen, maar Peugeot wilde uitbreiden en had haar oog laten vallen op wegraces.
Links: de nieuwe wernermethode sinds 1905
Omdat de normale motorfietsen niet bepaald de show stalen, moesten ze met iets meer pit komen. Emile Amstoutz, die de leiding had over de fietsenfabriek, ontwikkelde vanaf 1900 een kleine 1 ½ pk motor onder de naam A.Z. Maar ja, zoals we ondertussen weten waren er afspraken gemaakt met Armand Peugeot. Om daar geen problemen mee te krijgen kreeg dit blokje tijdens de races de merknaam Griffon, het zusterbedrijf van de fietsenfabrikant Eugene Peugeot.
Fast forward naar 1904, waarin twee gloednieuwe Peugeot motorfietsen op de markt verschenen: het Type D en het Type E. Type D begon met een schattige 300cc 2 ½ pk motor die al snel werd opgepompt tot 333cc en 2 ¾ pk. Type E was een wat forser model met een 352cc motor. In 1905 gooide Peugeot het over een andere boeg en bracht zijn eerste straatmodellen met V-twins uit: Type L van 500cc en Type S van 1000 cc.
Dan komen we bij de Typen Z en Y uit 1906. De "Z" was eigenlijk gewoon de 333 cc motor van het jaar ervoor, en de "Y" was de nieuwere versie van Type S, dat maar één jaar in de schijnwerpers stond. Beide modellen bleven leverbaar tot 1914. Af en toe kregen Peugeot motorfietsen zelfs het Lion-Peugeot merk aangemeten, soms alleen op de motorblokken, soms op de tank. De sportieve Peugeot motorfietsen waren populair, dus besloten ze om ook een redelijk goedkope straatmotorfiets te maken: de Moto Légère MB. Jammer genoeg werd dit niet echt een verkoophit omdat Peugeot zelf geen geschikte motor had. Dus wat deden ze? Ze gingen terug naar de goede oude 218 cc van Zedel, die een kleine 1 ¼ pk leverde. In 1910 kreeg de Moto Légère MD een upgrade met de 333 cc V-twin van Peugeot zelf. Vanaf 1912 noemden ze deze: Moto Légère MD2.
Rechts: Peugeot 5 pk uit 1905
Eugene en Armand hebben een flinke stempel gedrukt op het Peugeot-merk zoals we het nu kennen. Aparte types, maar met twee verschillende visies waar we vandaag de dag nog steeds van profiteren. Maar hoe kwam het merk weer samen? Nou, die twee visies en die afspraken uit 1896 hadden niet echt het doel om het bedrijf weer te verenigen. In dit geval draaide het allemaal om de keuzes die Armand maakte na het overlijden van zijn neef Eugene in 1910. Eugene Peugeot runde de fiets- en motorfietsenfabriek "les fils de Peugeot frères", om even je geheugen op te frissen. Armand Peugeot had "S.A. des Automobiles Peugeot" in zijn bezit. Armand besloot zijn aandeel door te geven aan zijn neven Pierre, Robert en Jules, de zonen van Eugene. Hierdoor kwam Peugeot weer onder één vlag terecht: "Société Anonyme des Automobiles et Cycles Peugeot". Op dat moment had Peugeot fabrieken verspreid door heel Frankrijk. Hoewel Pierre, Robert en Jules succesvol waren met het automerk Lion-Peugeot, stonden de motorfietsen niet echt in de schijnwerpers. Het succes van 1906 werd pas in 1913 weer geëvenaard.
In 1913 hadden alle Peugeot en Zedel motorfietsblokken kop/zijklepmotoren, waarbij de inlaatklep als gebruikelijk fungeerde als een soort snuffelklep. Het prototype van de MD2 was een knaller met een 45° V-twin en mechanisch bediende zijkleppen. Deze racemotorfiets werd ingezet in de Parijs-Nice race waar hij als een ware held als eerste over de finish racete! Ja, je leest het goed, hij won de race.
En dat, beste lezers, is het verhaal van Peugeot: een start, een uitstapje, een paar merknamen hier en daar, maar uiteindelijk kwamen ze weer bij elkaar. Een mooi verhaal van trots waar we als Peugeot-fans blij mee mogen zijn. En weet je, er zijn nog talloze historische verhalen te ontdekken over Peugeot Motocycles. In de vroege jaren van 1900 was Peugeot misschien al een hit in Frankrijk, maar het wereldtoneel moest nog worden veroverd. Dat verhaal bewaren we voor een volgend hoofdstuk.